Hoe kies je de geschikte kalkmortel?
De uitvoering van metsel- en voegmortels wordt respectievelijk beschreven in Technische Voorlichtingen (TV) 271 en 297. In onze streken zijn alleen de cement- en bastaardmortels (cement-kalk) aanbevolen voor buitentoepassingen. De duurzaamheid van een mortel waarvan het bindmiddel bestaat uit zuivere luchtkalk kan immers niet gegarandeerd worden.
Soorten kalkmortel
De term ‘kalkmortel’ is niet eenduidig. Dit komt door de verscheidenheid aan mortelsamenstellingen en kalksoorten, geclassificeerd volgens de norm NBN EN 459-1. Bovendien kan kalk ook gecombineerd worden met andere bindmiddelen, zoals cement of puzzolane stoffen (bv. tras). Dit worden ‘bastaardmortels’ genoemd.
We onderscheiden twee grote kalksoorten:
- Luchtkalk, hier aangeduid met de letters AL (Air Lime) en ook bekend als ‘vette kalk’. Deze kalksoort wordt gemaakt van zeer zuivere kalksteen en verhardt langzaam door carbonatatie in contact met lucht of zelfs door een puzzolaanreactie. Voor metselmortels wordt vaak een calciumhoudende kalk in poedervorm gebruikt, geclassificeerd als CL x S, waarbij x staat voor het calcium- en magnesiumoxidegehalte.
- Kalk met hydraulische eigenschappen, hier aangeduid met de letter L, die hard wordt door hydratatie dankzij het aanmaakwater en, langzamer, door carbonatatie in contact met lucht. Voor metselmortels wordt een natuurlijke hydraulische kalk gebruikt, geclassificeerd als NHL x, waarbij x overeenkomt met de gestandaardiseerde druksterkte (2, 3,5 of 5 N/mm²).
Mortelkeuze in functie van de blootstellingsklasse
Eurocode 6 definieert de blootstellingsklassen, van MX1 tot MX5, op basis van verschillende factoren, zoals de klimaatomstandigheden en de blootstelling aan vocht of bevochtiging, vorst-dooicycli en agressieve chemische producten. Voor voorgedoseerde industriële mortels specificeren de fabrikanten in hun technische fiches over het algemeen de blootstellingsklassen waarin ze toegepast mogen worden.
Klasse en blootstelling
- MX1: droge omgeving
- MX2.1: vocht zonder vorst-dooicycli
- MX2.2: sterke bevochtiging zonder vorst-dooicycli
- MX3.1: bevochtiging en vorst-dooicycli
- MX3.2: sterke bevochtiging en vorst-dooicycli
- MX4: met zout verzadigde lucht, zeewater of dooizouten
- MX5: chemisch agressieve omgeving
Bij ter plaatse gedoseerde mortels wordt er meer gesteund op de ervaring. Zo moet de druksterkte van de mortel steeds kleiner zijn dan die van de metselstenen. De duurzaamheid van een mortel met zuivere luchtkalk als bindmiddel kan niet gewaarborgd worden als de mortel blootgesteld is aan het buitenklimaat. Daarom mag deze voor buitentoepassingen alleen gebruikt worden bij de restauratie van beschermde monumenten, waar dat om historische, culturele of esthetische redenen gerechtvaardigd is, of bij voldoende massief metselwerk, op voorwaarde dat een progressieve verwering aanvaard wordt. De bastaardmortels bestaande uit cement en luchtkalk die het meest gebruikt worden in nieuwbouw, zijn de mortels 1:2:9, 1:1:6 en 2:1:9. Deze cijfers komen overeen met de volumeverhouding van respectievelijk cement, kalk en zand.
Elk van deze mortels wordt aanvaard voor een specifieke blootstellingsklasse:
- MX1 (binnen) voor 1:2:9
- MX3.1 (normale vorst-dooi) voor 1:1:6
- MX3.2 (strenge vorst-dooi) voor 2:1:9
- Voor blootstellingsklasse MX4 (zoute omgeving, zoals aan de kust) komt echter alleen een mortel met een hoog cementgehalte (C 400) in aanmerking.
Hechting en demonteerbaarheid
Metselwerk dat opgetrokken is met kalkmortel wordt als meer demontabel beschouwd door de zwakkere mechanische prestaties, met name de verminderde hechting aan de metselstenen. Voor industriële prestatiemortels is de door de fabrikant gedeclareerde hechting bij afschuiving meestal gebaseerd op een standaardwaarde, vastgelegd op 0,15 N/mm² voor een mortel voor algemene toepassingen van type G (zie bijlage C van de norm NBN EN 998-2). Bij ter plaatse gedoseerde mortels wordt deze waarde niet bepaald. De beschikbare informatie (technische fiches, prestatieverklaringen, ...) maakt het dus niet mogelijk om mortels te onderscheiden op basis van hun hechting of om een weloverwogen keuze te maken over de demonteerbaarheid van het metselwerk.
Sommige cementgebonden mortels, zoals die met een laag cementgehalte, kunnen demontage ook vergemakkelijken. Voor een goede demonteerbaarheid is het belangrijk de juiste balans te vinden tussen een voldoende lage hechting van de mortel aan de metselstenen en een voldoende sterke hechting om weerstand te bieden tegen de mechanische belastingen.
Tot slot
Kalkmortels staan bekend om hun lagere hechting, wat demontage vergemakkelijkt. Toch is informatie over hechting zelden beschikbaar op productfiches, waardoor vergelijken moeilijk blijft. De uitdaging ligt in het vinden van een balans: voldoende zwak voor later hergebruik, maar sterk genoeg voor een stabiel en duurzaam metselwerk.
Dit artikel van Buildwise werd opgesteld in het kader van de Normen-Antenne ‘Beton, mortel en granulaten’, gesubsidieerd door het NBN. Meer informatie vindt u op de website van Buildwise.